Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 74

Psalmen

Index

Hoofdstuk 75

1

  Voor den opperzangmeester, Altascheth; een psalm, een lied, voor Asaf. Wij loven U, o God; wij loven, dat Uw Naam nabij is; men vertelt Uw wonderen. 

 


2

  Als ik het bestemde ambt zal ontvangen hebben, zo zal ik gans recht richten. 

 


3

  Het land en al zijn inwoners waren versmolten; maar ik heb zijn pilaren vastgemaakt. Sela. 

 


4

  Ik heb gezegd tot de onzinnigen: Weest niet onzinnig; en tot de goddelozen: Verhoogt den hoorn niet. 

 


5

  Verhoogt uw hoorn niet omhoog; spreekt niet met stijven hals. 

 


6

  Want het verhogen komt niet uit het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn; 

 


7

  Maar God is Rechter; Hij vernedert dezen, en verhoogt genen. 

 


8

  Want in des HEEREN hand is een beker, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijndroesemen uitzuigende drinken. 

 


9

  En ik zal het in eeuwigheid verkondigen; ik zal den God Jakobs psalmzingen. 

 


10

  En ik zal alle hoornen der goddelozen afhouwen; de hoornen des rechtvaardigen zullen verhoogd worden.  

 


Psalmen 76

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: