Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Jona 1

Jona

Index

Hoofdstuk 2

1

  En Jona bad tot den HEERE, zijn God, uit het ingewand van den vis. 

 


2

  En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. 

 


3

  Want Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der zeeen, en de stroom omving mij; al Uw baren en Uw golven gingen over mij henen. 

 


4

  En ik zeide: Ik ben uitgestoten van voor Uw ogen; nochtans zal ik den tempel Uwer heiligheid weder aanschouwen. 

 


5

  De wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden. 

 


6

  Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de grendelen der aarde waren om mij henen in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o HEERE, mijnGod! 

 


7

  Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan den HEERE, en mijn gebed kwam tot U, in den tempel Uwer heiligheid. 

 


8

  Die de valse ijdelheden onderhouden, verlaten hunlieder weldadigheid. 

 


9

  Maar ik zal U offeren met de stem der dankzegging; wat ik beloofd heb, zal ik betalen. Het heil is des HEEREN. 

 


10

  De HEERE nu sprak tot den vis; en hij spuwde Jona uit op het droge.  

 


Jona 3

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: